Constantin Göttfert, William Michaelian

De Oostenrijkse dichter en schrijver Constantin Göttfert werd op 19 mei 1979 in Wenen geboren. Zie ook alle tags voor Constantin Göttfert op dit blog.

Uit:  Ein Mann fällt in Hietzing

         für Karin

„Ein Mann fällt in Hietzing. Er hat das Weiße verlassen, das er zu feinem Knochenmehl zermahlen hat. Jetzt bläst ihm das Werk seiner eigenen Hände in Gesicht und Kleidung, legt sich an ihn, als wollte es ihn begraben und halten gleichzeitig. Er denkt an Wiederholung, an das Rieseln von solcherlei Mehl in Weißwein, den er Tags zuvor noch getrunken hat und der ihm nun aus allen Poren bricht. Eine Hülle ist das, was ihm bleibt, nachdem er sich selbst ausgelöffelt hat, weil ihm zwei Antworten gleichzeitig aus dem Mund gebrochen sind, die beide hätten verschluckt sein wollen, obwohl sie ihm doch tagelang den Hals wund gescheuert haben. Er setzt Fußspuren in Knochenmehl, als wollte er einen Weg markieren, als hieße es eine Route zu finden, aber das einzige Ziel, das er sich vorstellen kann, ist dort, wo der Fuß zum ersten Mal ins Mehl getreten ist. Im Kopf leuchten ihm nun die kleinen grünen Sonnen, die er so gerne bei sich gehabt hätte. Er wollte etwas gegen sie eintauschen, aber er konnte sich nichts Passendes vorstellen und hätte dies womöglich auch gar nicht besessen. Statt dessen hat ihn das Knochenmehl von den Füßen geholt und das, was ihm vom kleinen Grünen noch in den Taschen steckt, ist doch nur mehr ein winziger Henkel: ein Phantomgewicht, das ihm die Hände nicht mehr schwer macht, wenn er danach greift. Ein Vortag mit feinem Ascheflockenregen, denkt er, während er sich im weißen Staub versinken lässt. Andere Möglichkeiten, die grünen Sonnen zu erwerben, kennt er nicht. Warum also lässt er sie nicht dort, wo sie sind? Seine Hände, denkt er, und hebt diese unbrauch­barsten aller Werkzeuge, haben Geschwindig­keits­begren­zungen verletzt. Da hat sich etwas selbständig gemacht, denkt er. Etwas ist aus mir heraus gebrochen, von dem ich gar nicht wusste, dass es darinnen war. Es bröckelt nur so an ihm herab. Mit spitzen Fingern, als wären sie mit Kot glasiert, hebt er Teile von sich auf und bezweifelt sofort deren Nützlichkeit. Er verwechselt Hülle und Inhalt an sich selbst. Die Uhr, sagt er, hat zu schlagen begonnen. Das Pendel, das durch die feinen Ascheflocken in der Luft pflügt, außerdem jenes Tentakel, das durch Felsspalten zu ihm vordringt, aber natürlich hat er alles verwechselt. Er schaufelt sich Mehl in den Mund, als könnte es dadurch wieder ganz werden. Es ist ein jämmerliches Bild. Gotteskrieger, sagt er.”

 

Constantin Göttfert (Wenen, 19 mei 1979)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Als ik, toen ik een kind was

Als ik, toen ik een kind was,
een glimp had opgevangen
van mezelf zoals ik nu ben,
zou ik een vreemde
hebben gezien.

Als hetzelfde is gebeurd
toen ik op de rand van mannelijkheid stond,
zou ik gelachen hebben om mijn verbazing en mijn angst
te verbergen.

Nu ben ik hier.

Maar ik herinner me het kind
en zou het overal herkennen:
op de trap, in de tuin, in een boom,
slapend in zijn niet-afgemeerde bed,
drijvend door de straat,
lief en zich van niets bewust.

Ik weet, ook, dat de wereld
wordt gedroomd door veel van zulke ogen,
en hoorde zachtjes roepen
in de nacht.

En toch als we elkaar ontmoeten,
verheugen we ons zelden.

Vreemden zijn overal.

Maar onze levens
zijn als spiegels.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)
Portret door Laura Tedeschi, 2010

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e mei ook mijn blog van 19 mei 2020 en eveneens mijn blog van 19 mei 2019 en ook mijn blog van 19 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

W.G. Sebald, Markus Breidenich

De Duitse schrijver W.G. Sebald werd geboren in Wertach (Allgäu) op 18 mei 1944. Zie ook alle tags voor W. G. Sebald op dit blog.

Uit: Nach der Natur. Ein Elementargedicht

Wer die Flügel des Altars
der Pfarrkirche von Lindenhard
tzumacht und die geschnitzten Figuren
in ihrem Gehäuse verschließt,
dem kommt auf der linken
Tafel der hl. Georg entgegen.
Zuvorderst steht er am Bildrand
eine Handbreit über der Welt
und wird gleich über die Schwelle
des Rahmens treten. Georgius Miles,
Mann mit eisernem Rumpf, erzen geründeter
Brust, rotgoldnem Haupthaar und silbernen
weiblichen Zügen. Das Antlitz des unbekannten
Grünewald taucht stets wieder auf
in seinem Werk als das eines Zeugen
des Schneewunders, eines Einsiedlers
in der Wüste, eines Mitleidigen
in der Münchner Verspottung.
Zuletzt im Nachmittagsschimmer
der Erlanger Bibliothek scheint es hervor
aus einem mit weiß gehöhter Kreide angelegten,
später mit Feder und Tusche von fremder
Hand zerstörten Selbstbildnis eines vierzig-
bis fünfzigjährigen Malers. Immer dieselbe
Sanftmut, dieselbe Bürde der Trübsal,
dieselbe Unregelmäßigkeit der Augen, verhängt
und versunken seitwärts ins Einsame hin.
Auch kehrt Grünewalds Gesicht wieder
in einem Basler Bild des jüngeren
Holbein, das eine gekrönte Heilige zeigt.
Es seien dies merkwürdig verstellte
Fälle von Ähnlichkeit, schrieb Fraenger,
dessen Bücher die Faschisten verbrannten.
Ja, es scheine, als hätten im Kunstwerk
die Männer einander verehrt wie Brüder,
einander dort oft ein Denkmal gesetzt,
wo ihre Wege sich kreuzten. Darum wohl
auch in der Mitte des rechten Flügels
des Lindenhardter Altars in Besorgnis
den Blick auf den Jüngling auf der anderen
Seite gerichtet jener ältere Mann, dem ich selber
vor Jahren einmal an einem Januarmorgen
auf dem Bamberger Bahnhof begegnet bin.
Es ist der heilige Dionysius,
das abgeschlagene Haupt unterm Arm.

 

W.G. Sebald (18 mei 1944 – 14 december 2001)

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

GRAND CHATEAU

Leven uit koffers. Een niet-thuis zijn was het chateau.
Een niet gekraakte code voor schaaldieren.
Wie we ook zijn, we stappen op. Een
onderhemd eruit halen, een stuk zeep, een crème.

Wij waren er. En bleven hangen. Aan roestige spijkers
sterrenbeelden. Aan de deur. Het schip van de
Argonauten. Nog op de badkamerspiegels
in de deining: de eigen reflecties.

’s Avonds tussen de gangen door. In de vleugel van het huis
de wind. Nog een keer na het Angelus
de wederopstanding van de gasten.

En de laatste sesamolie
op rucolabladeren

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e mei ook mijn blog van 18 mei 2020 en eveneens mijn blog van 18 mei 2019 en ook mijn blog van 18 mei 2018 en eveneens mijn blog van 18 mei 2014 deel 2.

Lars Gustafsson, Adrienne Rich

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.

 

AUDIËNTIE BIJ DE MUZE

Ik droomde dat ik een land bezocht
zo jong dat het nog niet beslist had
over naam en vlag.
Buitengewoon eigenaardig was het gevoel;
ergens wist je niet waar je je bevond.
Een onbekende vrouw met donker haar
zeer duur gekleed, maar wel met smaak,
kwam aan mijn tafel zitten.
Zij bleek de Muze van de Poëzie te zijn.
Hoe hoffelijk, bescheiden in de omgang zij is
dacht ik.
Met iets van de perfekte hostess.
Geen flauw vermoeden dat een zo belangrijk iemand
of liever, personificatie…
Men beloofde mij dat de Republiek weldra een naam zou krijgen.
En een vlag.

Ik antwoordde: voor mij geen enkel punt…

 

SVEN DELBLANC (1931 – 1992)

Zovele boeken liet deze vriend,
die gisteren stierf, achter in mijn

boekenkast. Nu je het weet de bladzijden
droger tussen je vingers.

Deze en geen andere, Sven’s boeken.
Er zijn geen andere.

Niet in dit universum.

*

Vaak met vrolijke en ironische aansporingen
in de opdrachten

Alsof wij ooit betrokken waren
in een gemeenschappelijk jongensavontuur.

(Een schaatstocht met al teveel
wind en sneeuw:

‘Hou vol Lars, het is zo voorbij!’)

*

Midden in een vliegende sneeuwstorm
staat een oude torenklok,

bevolkt door slapende uilen en spinnen.
Ze ontwaken en roeren zich slaapdronken

iedere keer dat de traagste wijzer
verspringt, met een zware, duidelijke tik,

die door de koude storm van de tijd dringt.

Die zijn donkere hartslag is.

 

HET SONNET OVER BEGIN EN EINDE

Men kan welhaast overal beginnen.
Maar het begin duurt kort; wie vindt
het rijmwoord op ‘beginnen’? Zovele
woordjes lopen tussen de stenen door

waar men ook kijkt in dit heldere water. Maar oudst
en allerdiepst de steen die wij niet winnen.
Gedichten zijn als trappen. Stap voor stap. Achterhalen
wij ooit degene die wij volgen? Verlost

van menige valse hoop, verder dus,
steeds verder weg. Van het begin of van het eind?
Stap voor stap schrijdt het gedicht in jamben voort.

Alsof het nooit een ander oogmerk had. Sneller
stroomt het water dat door ondiepe bedding loopt.
Waarom hoopt men dan dat geen van beide aan zijn einde komt?

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Lars Gustafsson (17 mei 1936 – 3 april 2016)

 

De Amerikaanse dichteres Adrienne Rich werd 16 mei 1929 geboren te Baltimore. Zie ook alle tags voor Adrienne Rich op dit blog

 

Toekomstige immigranten Nota Bene

Toekomstige immigranten
Nota Bene

Je zult wel
door deze deur gaan

of je zult niet door deze deur gaan.

Als je er doorheen gaat
is er altijd het risico
dat je je naam zult herinneren.

Dingen zullen je tweemaal aankijken
en je moet terugkijken
en ze laten gebeuren.

Als je er niet doorheen gaat
is het mogelijk
waardig te leven

je opvattingen te behouden
je positie te handhaven
moedig te sterven

maar veel zal je verblinden,
veel zal je ontgaan,
tegen welke prijs wie weet?

De deur zelf
maakt geen beloften.
Het is slechts een deur.

 

Vertaald door Lieke Marsman

 

Adrienne Rich (16 mei 1929 – 27 maart 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e mei ook mijn blog van 17 mei 2021 en eveneens mijn blog van 17 mei 2018 en ook mijn blog van 17 mei 2015 deel 2.

Paul Gellings, Adrienne Rich

De Nederlandse dichter en vertaler Paul Johann Gellings werd geboren in Amsterdam op 16 mei 1953. Zie ook alle tags voor Paul Gellings op dit blog.

 

WEG
 
Avond aan avond op de kaart gezien
wat weg is en vaarwel gedroomd. Zo
met de zon mee langs de wetering
en achter mij de buurt zien
zinken, bladgoud op kozijnen.
 
Langs tennisbaan en volkstuin, langs
boomgordijnen aan water zo troebel
als de grond onder herinnering
en met een boog de stad weer in.
 
Rijksmuseum: eerste grenspost
in het donker. Dan Centraal
Station en verder, met trein
en al verdampen op het IJ.
 
En altijd weer aangekomen in de geur
van nieuw. Altijd weer ontwaakt
in een nieuw huis. Ver van huis.

 

HET KERKJE

Jaren en jaren liep je er gewoon voorbij.
Wat zat daar eigenlijk achter die vreemde muren,
die vensters waar geen mens doorheen kon turen?
Een school? Een door de stad omsloten boerderij?
 
Maar ach, de buurt was altijd al zo vol geheim
en vol geschiedenis, tot in haar allerzwartste hoeken,
jaren van geluk en daarna jaren pijn –
je kon maar beter rustig zoeken.
 
Eindeloos flaneerde je dus door die straat
tot je het ineens ontdekte: hier staat
een kerkje, het vrije huis van engel Gabriël,
en al ziet niemand hem, hij woont er wel.
 
Ja, al die jaren liep je er gewoon voorbij.
Was daarbinnen niet alleen maar donker, dood?
Nu weet je eindelijk beter: daar woont hij!
En is de betovering niet verbroken, maar vergroot.  

 

Soms wordt de stad weer het bos

dat zij was. Opgejaagd lig ik in bed
en weet niet dat ik slaap.

Een man loopt op straat, met een boodschap
voor mij: ik moet weg uit mijn huis.
Zijn stap en zijn stem zijn er echt,
ik mompel een antwoord.

Maar horen kan hij mij niet en kon hij dat toch
geen woord bracht herkenning.
Een vrachtwagen remt met een kreet,
een groot dier vult de nacht
met zijn angst voor het slachthuis.

Dit kan alleen ’s nachts. Geheim
leven trekt over straten en pleinen
en je weet niet dat je droomt.

 

Paul Gellings (Amsterdam, 16 mei 1953)

 

De Amerikaanse dichteres Adrienne Rich werd 16 mei 1929 geboren te Baltimore. Zie ook alle tags voor Adrienne Rich op dit blog.

 

Uit een atlas van de moeilijke wereld

Ik weet dat je dit gedicht leest,
laat, voordat je je kantoor verlaat
van de ene intens gele lamp en het donker wordende raam
in de matheid van een gebouw dat stil is gevallen
lang na spitsuur. Ik weet dat je dit gedicht leest
terwijl je opstaat in een boekwinkel ver van zee
op een grijze dag in de vroege lente, vage vlokken razend
over de enorme vlaktes van de ruimte om je heen.
Ik weet dat je dit gedicht leest
in een kamer waar te veel is gebeurd om te kunnen verdragen
waar de lakens in stijve hopen op je bed liggen
en de open koffer van vlucht spreekt
maar je kunt nog niet weggaan. Ik weet dat je dit gedicht leest
terwijl de metro snelheid verliest en voordat je
de trappen oprent
een nieuw soort liefde tegemoet
waarmee je leven nooit instemde.
Ik weet dat je dit gedicht leest in het licht
van het televisiescherm waar geluidsloze beelden schokken en glijden
terwijl je wacht op de nieuwsuitzending over de intifada.
Ik weet dat je dit gedicht leest in een wachtkamer
vol kruisende en onkruisende blikken, vol herkenning in vreemden.
Ik weet dat je dit gedicht leest in fluorescerend licht
in de verveling en vermoeidheid van wie jong is en afgeschreven,

zichzelf afschrijft, op veel te vroege leeftijd. Ik weet
dat je dit gedicht leest ondanks je aftakelende zicht, de dikke
lenzen vergroten deze letters tot betekenisloosheid maar je leest verder
want zelfs het alfabet is dierbaar.
Ik weet dat je dit gedicht leest terwijl je langs het fornuis ijsbeert
melk opwarmt, een huilend kind op je schouder, een boek in je
hand
want het leven is kort en je hebt teveel dorst.
Ik weet dat je dit gedicht leest dat niet in jouw taal is
sommige woorden raadt terwijl andere je lezende houden
en ik wil weten welke woorden het zijn.
Ik weet dat je dit gedicht leest luisterend voor iets, verscheurd
tussen verbitterdheid en hoop
terwijl je je opnieuw richt op de taak die je niet kan weerstaan.
Ik weet dat je dit gedicht leest omdat er niets anders meer is
om te lezen
daar waar je strandde, uitgekleed als je bent.

 

Vertaald door Lieke Marsman

 

Adrienne Rich (16 mei 1929 – 27 maart 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e mei ook mijn blog van 16 mei 2020 en eveneens mijn blog van 16 mei 2019 en ook mijn blog van 16 mei 2018.

Albert Verwey, Michael Lentz

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

Van de liefde die vriendschap heet

15

Zo als een kind rijk-zijn niet anders kent
Dan dat het woont in een rijk huis en eet
Van goude’ of zilvren bord, en gaat gekleed
In zacht satijn of bont, en ’t zich gewent,

Dat het door ’t huis vlugge bedienden zendt
Om lieve grillen en nooit anders weet
Of ’t hoort zo dat zijn bedje is toegereed
Met dons, ombeeld met kostbaar ornament; –

Zo ken ook ik mijn rijkdom anders niet
Dan dat ik in u woon als welkom gast,
En mijn en uw ziel zitten samen aan;

Wijl mijn gedachten als bodinnen gaan
Om een zoet woord van u, die mij verrast
Door ’t rijke wonder van uw lach en lied.

16

Ik ben een dichter en der Schoonheid zoon.
Alles wat schoon is, is me een vreugd altijd.
Mijn hart is menslijk, maar of ’k lach of lijd,
Mijn lachen en mijn leed zijn beide schoon.

Ik heb de macht dat ik wat schoon is toon
Aan andren, door de taal die ik belijd,
Zodat wie leest bedroefd wordt of verblijd,
Maar zich bedroevend vreugd smaakt van mijn schoon.

En zó zal ik, die altijd dichter ben,
Nooit enkel lijden, daar geen ogenblik
Der schoonheid wonder van mijn ziel zal vliên.

En daarom (zo ik recht mijzelven ken),
Zal ’k altijd troosten kunnen, wie als ik
Lijden, maar in hun leed geen schoonheid zien.

 

Nieuwe reis

De zilvren eilanden van Denemarken,
In ’t zomers-vroege licht waar ik ze zag,
Lagen als perken in de waterparken
Waardoor ik voer bij ’t opgaan van de dag.

Geen morgen was ooit lieflijker, ooit reinder.
Een pasgeslepen wereld toonde nog
In land en water en verborgen einder
Haar vreemdheid, maar geen aanvang van bedrog.

En ook wij beiden waren, bij ’t beginnen
Van zulk een nieuwe reis, in hoop en schroom,
Als zonder zonde, als met gebade zinnen
Open naar ’t waken en nog vol van droom.

 

Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Borstbeeld in Noordwijk aan Zee

 

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

 

vergeef me

Ik heb altijd precies willen zijn
dat de deur sluit wanneer deze sluit
dat dit de laatste blik achterom is
je mond die warm is je hand
de omarming de omarming
dat de herhaling niets herhaalt
slechts versterkt ik heb gewoon
de dingen voor een keer duidelijk willen maken: voor altijd
nu staan ze er heel verloren bij
alsof er altijd alleen maar iets is dat in beeld komt
ik wil later toch niet in details verdwalen
– een handvol beelden vervliegt
en later is altijd
en de spraak wordt gevolgd door de tegenspraak en het wonder van het lichaam
door de wonderlijke schaduw
en van de dingen tot slot hielden van de schaduw
we hielden van de schaduw van het bos
de geur die uit de schaduw komt
en toen we ‘s zomers gingen schrikken hielden we van
de puntige schaduw van de bomen
waarin we dakloos neerzonken
zo koel zo beschermend
en vergeef dat we geen schaduw hebben
de liefde is een uitloop die leeg is
de liefde is een woord dat pas op de plaats maakt
maar je bent niet alleen alleen
is het niet de grootste eenzaamheid om niet alleen te zijn?
een keer een duidelijke gedachte krijgen en je hand kleurt hem in
de hand die nog warm is de mond
dat dit de laatste blik achterom is
en dat de deur wanneer deze sluit gesloten blijft

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e mei ook mijn blog van 15 mei 2020 en eveneens  mijn blog van 15 mei 2019 en ook mijn blog van 15 mei 2018 en ook mijn blog van 15 mei 2017 en ook mijn blog van 15 mei 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Jo Gisekin, Kathleen Jamie

De Vlaamse dichteres Jo Gisekin werd geboren in Gent op 14 mei 1942. Zie ook alle tags voor Jo Gisekin op dit blog.

 

Azuur beklimt ligusterhagen

Azuur beklimt ligusterhagen
en naast de bessenstruik
het luie land ontplofbaar
haast van hitte

de zon hangt in
het kraaiennest
het asfalt dampt als
paardenlucht
een rookpluim naar
de overkant

concerto voor de gulle rozen
honingbrood voor bedelaars

het staat met vuurpijlen
op wolken geschreven:
hoe glansrijk de aarde
hoe moe de taal.

 

De liefde geurt naar evenveel

De harpen hangen
als koude koorden
in al te naakte bomen
en schuifelend aan mijn
oor het schuchter snarenspel
van bloemen op de akker
de krokus wordt geboren
de wind hangt zeilen uit.

Wat wij zelden horen
het rillen van de huid
het geuren van de
liefde als een blank
boeket camelia
naar méér nog of
in elk geval
naar evenveel.

 

Moe gedicht

Ik heb het linnen gestreken
de kip van zijn botjes ontdaan
een handvol pijnappelpitten
kwistig in de abrikozenvla

ik zit met mezelf aan tafel
uitgedoofde bloesemtak
in drabbig water
véél moeder
weinig vrouw
ontbonden bijna, vergeten
de geur van lichaamswarmte
en streelzacht water

hoe kan ik weten
dat morgen de hemel
doorzichtig wordt en jij
luidruchtig de beminde.

 

Jo Gisekin (Gent, 14 mei 1942)

 

De Schotse dichteres Kathleen Jamie werd geboren op 13 mei 1962 in Currie, Edinburgh. Zie ook alle tags voor Kathleen Jamie op dit blog.

 

Madeliefjes

Wij zijn bloemen van het gewone
grasveld, zoveel is ons duidelijk.
Aan al het andere
hebben we geen schuld. Geen Schepper
legde zulke voorwaarden vast
voor ons prettige leven,
– het is gewoon onze aard,
waren we niet zo,
we zouden geen madeliefjes zijn,
die onze wimpers sluiten bij de eerste
suggestie van Venus. Tegen die tijd
zijn we bijna uitgeput. Avond
betekent slaap, en het is zeker beter
om onszelf te vernieuwen dan te sterven
aan al die openheid?
Maar sterven zullen we, onschuldig
of niet, aan hoe de nacht zich
uitgiet boven onze tuin,
tweelingen glinsteren daar
voor ieder van ons; sterven,
nooit wetend wat we missen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kathleen Jamie (Currie, 13 mei 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e mei ook mijn blog van 14 mei 2020 en eveneens mijn blog van 14 mei 2019 en ook mijn blog van 14 mei 2018 en eveneens mijn blog van 14 mei 2017 deel 2.

Ascension Day (Christina Rossetti), Kathleen Jamie

 

Bij Hemelvaartsdag

 

Hemelvaart van Christus door Il Garofalo (Benvenuto Tisi), 1520

 

Ascension Day

“When Christ went up to Heaven the Apostles stayed”
Gazing at Heaven with souls and wills on fire,
Their hearts on flight along the track He made,
Winged by desire.

Their silence spake: “Lord, why not follow Thee?
Home is not home without Thy Blessed Face,
Life is not life. Remember, Lord, and see,
Look back, embrace.

“Earth is one desert waste of banishment,
Life is one long-drawn anguish of decay.
Where Thou wert wont to go we also went:
Why not today?”

Nevertheless a cloud cut off their gaze:
They tarry to build up Jerusalem,
Watching for Him, while thro’ the appointed days
He watches them.

They do His Will, and doing it rejoice,
Patiently glad to spend and to be spent:
Still He speaks to them, still they hear His Voice
And are content.

For as a cloud received Him from their sight,
So with a cloud will He return ere long:
Therefore they stand on guard by day, by night,
Strenuous and strong.

They do, they dare, they beyond seven times seven
Forgive, they cry God’s mighty word aloud:
Yet sometimes haply lift tired eyes to Heaven—
“Is that His cloud?”

 

Christina Rossetti (5 december 1830 – 27 december 1894)
De kerk St Bartholomew the Great in Londen, de geboorteplaats van Christina Rossetti

 

De Schotse dichteres Kathleen Jamie werd geboren op 13 mei 1962 in Currie, Edinburgh. Zie ook alle tags voor Kathleen Jamie op dit blog.

 

De waterspreeuw

Het was winter, bijna ijskoud,
Ik liep door een sparrenbos
toen ik zag hoe uit de waterval
een eenzame vogel opdook.

Hij lichtte op vanaf een vochtige rots,
en, terwijl het water domweg verder viel,
perste hij uit zijn eigen keel een
soepel, niet in te dammen lied.

Het is niet aan mij om te geven.
Ik kan deze vogel niet naar mijn hand lokken,
die de diepte van de rivier kent
maar erover zingt op het land.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kathleen Jamie (Currie, 13 mei 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2020 en eveneens mijn blog van 13 mei 2019 en ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Hagar Peeters, Andre Rudolph

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Zie ook alle tags voor Hagar Peeters op dit blog.

 

Kanttekeningen van de muze

I
Er schemert een zweempje gelukzaligheid
door het omslaan van de bladzijden, het uitschoppen van een schoentje,
het omhoogduwen van een plooi in een japon
wanneer je in gedachten staat te zoenen met die witte monden van papier.

Hoeveel avonden waren er niet op te sieren met het magnum opus
van één man. Iets apocriefs voor bij het aperitief
waarna hij nog één bundel schreef
voor bij de kreeft en één voor bij het diner,
tot slot wat scherts aan het dessert.

Mijn handen zouden zachter zijn, zijn lippen troostender,
zijn mond liefkozender,
de kaarsen schitterden als sterren op tafel.

O, wat zou ik graag de geliefde in de gedichten van de dichters zijn
aan wie zij hun ziel opdragen, voor wie zijn hun gemoedsrust
weg laten gutsen in een onthutsend slapeloze nacht
en zoveel bladzijden met bloed geschreven om bij te zetten
aan mijn graf.
Hier staat het: zo zijn alle vrouwen.
Luister naar de dichters want zij kunnen het weten.
Hier staat zoals zij was en u staat paf

II
Maar de dichters maakten mij broos.
Ik mocht het lieve lenige woordje liefde
aflikken als een lolly en daarbij het stokje
kokette rondjes laten draaien tussen
mijn steelse vingertoppen en schuchter
lonkend lichaam zijn
als ik maar mysterieus was en steeds van
hetzelfde type oermysterie.

Met mijn naakte ongrijpbare lipjeslichaamaanschijn
werd ik ertoe gedwongen mij verborgen te houden in hun woorden
en altijd wuifden mijn haren als bij de meisjes
van de karaokebanden.
Altijd werd ik gezocht in zielen, in dromen, in herinneringen,
in tempels, in doorrookte avonden vol stilte en wijn.
Ik mocht er steeds niet zijn.

Ik sloop op mijn tenen door hun werkvertrekken
om de dichters niet te storen
bij hun zoeken naar mij
maar zij merkten mij toch op en fluisterden
bits tussen hun vingers:
‘sstt, aardse koe, je jaagt haar weg.’

 

Hagar Peeters (Amsterdam, 12 mei 1972)

 

De Duitse dichter en schrijver Andre Rudolph werd geboren in Warschau op 11 mei 1975 en groeide op in Leipzig. Zie ook alle tags voor Andre Rudolph op dit blog.

 

iets voor de geesten
(david constantine)

vandaag hebben de geesten
lang geslapen en uitgebreid ont-
beten
voordat ze op weg zijn
gegaan door ons lichaam

papa, mama, jullie hadden je,
slim als je bent, in twee pannenkoeken
verstopt;
hoewel ik jullie
net pas had gekocht
smaakten jullie taai en droog;
(Ik kon jullie
amper door de keel wringen, eerlijk gezegd)

maar toen kwam toch het punt
met de jam waarop we ons
met elkaar hebben verzoend …

het is eigenlijk iets heel simpels
wat ik wil zeggen;
clara denkt nu bijvoorbeeld
aan haar nieuwe leraar Duits, die zij
niet kan uitstaan
en die zij niet meer uit haar
hoofd krijgt

soms verdwijnen ze
gewoon in de koffie, of ik weet ook
niet, hoe ze het doen
of ze
ritselen nog even met
de krant, alsof ze ons willen afleiden,

voordat de geesten weer hun
weg door ons lichaam
vervolgen,
en we ze dan de hele dag
niet meer zien

en ook opstaan van de tafel,
onze schoenen aantrekken, onze jassen
pakken en het huis
uitgaan

wij en de kinderen,
ieder zijns weegs

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Andre Rudolph (Warschau, 11 mei 1975)

 

Zie voor nog meer schrijves van de 12e mei ook mijn blog van 12 mei 2020 en eveneens mijn blog van 12 mei 2019.

Ida Gerhardt, Andre Rudolph

De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook alle tags voor Ida Gerhardt op dit blog.

 

De slachtlammeren

(voor de kinderen in Noorwegen)

De hondsdagen met rosse hitte,
van onweer drachtig, en geladen
met onbestemde haat en angsten,
voorzeggen dat het onderweg is.
– En in de nacht tevoren is er
dat vragend blaten van de lammeren
en het schorre antwoord van de ooien,
een voorgevoel van naderend onheil.
– En, steeds weer overrompelend, is het
er ’s morgens, het vervaarlijk schreeuwen,
het driftig klappen van de hekken,
het nors cordon dat stokkenzwaaiend
de lammeren opeist, de onnozelen.
En onder duizendvoudig blaten
van de beangste moederschapen
en het hinniken van schichtige paarden
wordt gemelijk het bevel voltrokken;
tot aan de ontdekte allerlaatste,
de kleine smekende verstekeling,
gehaast in het wagenkrat geworpen.

En zij zijn weg gelijk zij kwamen,
de mannen met de dorenstokken.

Om huis en stallen hangt beklemmend
een stank van zweet en mest en modder;
wij mijden zwijgend, als bij afspraak,
het drassig land vol wagensporen.

Volgen, als steeds, de twee etmalen
des aanklagens, het koor der ooien.
Om hen die niet meer zijn weent Rachel.
En op de derde morgen, steevast,
of er geen kindermoord geschied was,
is heel de kudde aan het grazen.
Doch als wij trachten door de modder
ons stap voor stap een weg te banen,
is bij het hek de wacht betrokken.
Twee machtige rammen. Vast voornemens
hun horens door ons heen te stoten.

 

Scherzo

Zachte argelooze vreugd
die ons éénmaal werd beschoren,
toen wij in den dans verloren
deelden in het spel der jeugd.

In de lichte snelle rei
werden wij ook meegenomen,
in den dans voert de volkomen
zorgeloosheid heerschappij.

Helder klonk de korte slag
van de handeklap, – de paren
neigden spelend tot elkaar en
weken weer met schaterlach.

In dit dansen werd een licht,
tintelend geluk geboren, –
zingt het nu nog, onverloren,
zingt het nog in mijn gedicht?

Een herinneren, een glans
in mijn sober werk gebleven, –
soms een glinstering, en èven
de figuren van den dans.

 

Moment

De kleine hof ligt in het middaglicht,
de bijen zwermen om de bloesemboomen;
– een arbeiden in de natuur, in mijn gedicht –
dan zie ik langs het dalend pad haar komen

in zon – en als een vlam doorlicht het oogenblik
mij hel. Dit licht, haar nadering, het stuwend lenteleven,
– bloei en bevruchting – en daarmee verweven
ons beider eenheid en het scheppend ik.

En eens, in stiller dagen van het jaar,
vervulling van dit uur, voldragen leven:
beladen takken en van mij en haar
het overvele in mijn werk geschreven.

 

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)

 

De Duitse dichter en schrijver Andre Rudolph werd geboren in Warschau op 11 mei 1975 en groeide op in Leipzig. Zie ook alle tags voor Andre Rudolph op dit blog.

 

deze afgescheurde strook

deze afgescheurde stroken grijs schuurpapier
waarop nu in beide richtingen
de auto’s voorbij racen
heb je gedoneerd

het is jouw huid!
en je stelt ze aan ons ter beschikking
hoe onzelfzuchtig van je

de twee tunnels daar: het materiaal
voor hun bekleding stamt
uit je binnenoor
dat hoor je

lichten aan. Lichten uit
ook het licht kun je horen
(oefen dat)

het landschap dat je zo mooi neergezet
hebt zouden we trouwens
helemaal niet nodig hebben gehad
toch bedankt

de hele middag grijpen
links en rechts de vangrailklauwen naar ons

(we hebben geluk, en
ontsnappen …)

dit alles maakt jou blijkbaar niets
uit, er valt niets aan je
te merken

(pas later in bed dan)
de halve nacht

het trilalarm van je handen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Andre Rudolph (Warschau, 11 mei 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e mei ook mijn blog van 11 mei 2020 en eveneens mijn blog van 11 mei 2019 en ook mijn blog van 11 mei 2018.

Libris Literatuurprijs voor Jeroen Brouwers

 

Libris Literatuurprijs voor Jeroen Brouwers

 

De Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers ontvangt de Libris Literatuur Prijs voor zijn roman “Cliënt E. Busken”. Jeroen Brouwers werd geboren op 30 april 1940 in Batavia, de hoofdstad van het voormalige Nederlands-Indië (tegenwoordig Djakarta, Indonesië). Zie ook alle tags voor Jeroen Brouwers op dit blog.

Uit: Cliënt E. Busken

“.. denk ik opeens aan mijn moeder. Ik denk nooit aan mijn moeder, die al decennia dood is. Ik ben intussen ouder dan zij is geworden. Ik bedoel. Bedoel ik iets? Dat ik buiten, boven de tijd ben geraakt waarin ik en mijn moeder er allebei nog waren en ik haar gerust mag zijn vergeten. Ik ben haar niet vergeten, ik denk alleen nooit aan haar. Ze flitste door mijn hoofd en is meteen weer weggespoeld. Ik denk dat ik dat bedoel. Wel degelijk nog in staat iets te bedoelen. Was het wel mijn moeder, die zich als een bliksemvonk in mijn hersens vertoonde, en niet iemand anders, een andere vrouw? In een zomerjurkje op een strand in dampende zon en ik ben daar ook. Haar armen strak langs haar lichaam omlaag staat ze haar vingers te spannen. Alle kracht vanuit haar schouders en armen naar haar vingers die ze gespreid naar het zand gericht houdt, waar haar schaduw tot een bolletje rondom haar voeten is ingekrompen, skeletterig mager in dat katoentje met verschoten gele en lichtgroene vierkantjes. Dat met die vingers doet ze als ze driftig is en voordat ze ze tot trillende vuisten in elkaar krampt. Wegwezen, in ieder geval zorgen voor afstand, want ze gaat meppen. Het zal dus mijn moeder wel zijn geweest, weggespoeld als een uitwerpsel, maar met het gezicht, het hoofd, de gestalte van een ander iemand, niet per se vrouwelijk. Kan u hier uw nicotinesprieten roken, roept zuster Morton. Kankerstokken zegt men hier niet. Nooit kanker zeggen. Ze kijkt naar boven, waar de lucht niet is te zien boven de bomen. De sparrentoppen bewegen alle kanten op in wind die er al dagen is, gisteren zo hard en met venijnige regen dat iedereen binnen moest blijven. Het blijft wel droog, meent ze. Er is zon voorspeld. Hier beneden waait het niet. Staat hij op de rem? Dat controleert ze. Ja, met die dragonderstem, u staat geblokkeerd. Hetgeen klopt. Geblokkeerd, ik. Geblokkeerder dan de wielen van de rolstoel, die ze ergens achter me, waar ik niet bij kan, heeft vergrendeld. Die wielen gaan gewoon weer draaien als ze niet meer zijn geblokkeerd, ikzelf ben niet als die wielen, want ik kan niets meer, wat wil je ook. Alleen nog zitten en liggen. En waarnemen. Denken. Piekeren. Malen. Bedoelen. Kleuren zien die er niet zijn, althans door anderen niet worden gezien.”

 

Jeroen Brouwers (Batavia, 30 april 1940)