J. C. Bloem, Jayne Cortez

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

Aan een vriend

De jaren vloden. Van uw zwerfsche tochten
Zijt gij gekeerd naar den gewenden kring,
En vondt de winst van hen die daden zochten:
Na korte daad een lange erinnering.

En ik? Een bitterheid bekruipt mijn peinzen
Als ik mij vraag: – en ’t martlend antwoord vind –
Waarmee ‘k der uren rustelooze deinzen
Vervulde, die zóó ’t leven heb bemind.

De jaren vloden: o hoe zonder vlagen,
Hoe zonder heil, dat ik in stormen won.
Weer voor het kerkervenster van mijn dagen
Rijst Hollands bleeke en teere lentezon.

En hunkrend staar ik langs nog dorre landen,
En snuif den weemoed van den voorjaarswind.
Mijn brandende oogen nijgen naar mijn handen,
Mijn hart is luid, een oude droom begint.

Een droom van zwerven naar de gunst der tijden,
Van vlotten naar de drift der dagenstroom,
Ver van dit kwijnen zonder vreugde of lijden,
Aan ’t hart des levens, vrij van boei en toom.

Hoe vele lenten zal ik ‘dus nog zwerven,
Met de onvervuldheid in het grensloos hart,
En dezen angst: dat eens mijn jeugd zal sterven,
Voordat de vreugd der rust’gen mij gewerd.

Maar gij, mijn vriend? Wat brachten u de jaren?
Hebt ge op de hoogten van uw droom geleefd?
Zijt gij gekeerd met reeds vergrijsde haren,
En in uw stem iets, dat voor altijd beeft?

Nog zag ‘k u niet, maar gij zult mijwaarts komen;
‘k Zal u gemoeten op het leege plein,
Waar dunne en looverlooze lenteboomen
Zwart staan en vocht in zilvren zonneschijn.

Geveinsde vrede zal rondom ons wezen,
Als ging de laatste droom in ons te loor,
Omdat wij beiden diep in ’t harte vreezen
Te spreken van wat ons de tijd beschoor.

Zijn dit dan àl des rijken levens loonen?
Moet mijn het lot zijn van zoo menig mensch:
Verloren in een kleine stad te wonen,
Voor eeuwig ver van zijn begeerdsten wensch.

Die voelt een weedom langs zijn woning ranken,
Als ’t carillon de rust der nacht verdeelt,
En met het wisselkoor van stilte en klanken
Den droom van zijn verlangend hart doorspeelt.

Neen, laat mij nu nog niet deze’ angst gelooven,
Die grijpt me als handen aan de dorre keel.
Ik ga en fluister in te ontluiken hoven:
O aarde, o leven, is dan dit mijn deel…

 

J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

 

De Amerikaanse dichteres en performster Jayne Cortez werd geboren op 10 mei 1936 in Fort Huachuca, Arizona. Zie ook alle tags voor Jayne Cortez op dit blog.

 

Duw de catastrofen terug

Ik wil niet dat een droogte zichzelf voedt
door de getatoeëerde gaten in mijn buik
ik wil geen spectaculaire woestijn van
verkoolde stengels en konijnenharen
in mijn keel van opgehoopte materie
ik wil niet door het bos branden en kappen
als een hebzuchtige huurling die in
het suikerriet van de botten boort

Duw het oprukkende zand terug
het vervuilde rioolwater
het tot stof weerkerende stervende hout
de bovenste atmosfeer van stikstof
duw de rampen terug

De buik vol van raketten
van onderzeeërs
van vliegdekschepen
van biologische wapens
Geen ziekte, verdriet, armoede meer
destabilisatie exploitatie
analfabetisme en bombardementen
Laten we richting vrede gaan
richting gelijkheid en rechtvaardigheid
dat is wat ik wil

Schone lucht inademen
zuiver water drinken nieuwe gewassen planten
de regen opzuigen de stank wegspoelen
dit lichaam en deze ziel in vrede bij elkaar houden
dat is het
Duw de catastrofen terug

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jayne Cortez (Fort Huachuca, 10 mei 1936)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 10 mei 2020 en eveneens mijn blog van 10 mei 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Kindliches Gefühl (Karl Immermann), Jorie Graham, Charles Simic

 

Bij Moederdag

 

Kind met speelgoed – Gabrielle en de zoon van de kunstenaar, Jean, door Pierre-Auguste Renoir,  1895-1896

 

Kindliches Gefühl

Drei Sterne weiß ich, welche Licht
Den letzten Nächten spenden;
Sie leuchten still, sie prahlen nicht,
Es ist kein eitel Blenden.

Das Dunkel lastet tief und schwer,
Was lindert deine Scheue?
Die Sonn’ erlosch, doch nimmermehr
Der Stern der Muttertreue.

Am Abgrund irrst du, siehst ihn nicht
In Finsterniß verborgen;
Wer zeigt ihn dir? Aus Wolken bricht
Der Stern der Muttersorgen.

Wenn alle Welt den Armen läßt
Und wenn kein Herz ihm bliebe,
Am ew’gen Himmel stehst du fest
Stern heil’ger Mutterliebe!

O Mutterliebe, Sorg’ und Treu’!
Nie ausgeschöpfte Güte!
Und immer alt, und immer neu,
Daß dich die Allmacht hüte!

 

Karl Immermann (24 april 1796 – 25 augustus 1840)
Magdeburg, de geboorteplaats van Karl Immermann

 

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

Salmon

I watched them once, at dusk, on television, run,
in our motel room half-way through
Nebraska, quick, glittering, past beauty, past
the importance of beauty.,
archaic,
not even hungry, not even endangered, driving deeper and deeper
into less. They leapt up falls, ladders,
and rock, tearing and leaping, a gold river,
and a blue river traveling
in opposite directions

They would not stop, resolution of will
and helplessness, as the eye
is helpless
when the image forms itself, upside-down, backward,
driving up into
the mind, and the world
unfastens itself
from the deep ocean of the given. . .Justice, aspen
leaves, mother attempting
suicide, the white night-flying moth

the ants dismantled bit by bit and carried in
right through the crack
in my wall. . . .How helpless
the still pool is,
upstream,
awaiting the gold blade
of their hurry. Once, indoors, a child,
I watched, at noon, through slatted wooden blinds,
a man and woman, naked, eyes closed,
climb onto each other,
on the terrace floor,
and ride–two gold currents
wrapping round and round each other, fastening,
unfastening. I hardly knew
what I saw. Whatever shadow there was in that world
it was the one each cast
onto the other,
the thin black seam
they seemed to be trying to work away
between them. I held my breath.
as far as I could tell, the work they did
with sweat and light
was good. I’d say
they traveled far in opposite
directions. What is the light
at the end of the day, deep, reddish-gold, bathing the walls,
the corridors, light that is no longer light, no longer clarifies,
illuminates, antique, freed from the body of
that air that carries it. What is it
for the space of time
where it is useless, merely
beautiful? When they were done, they made a distance
one from the other
and slept, outstretched,
on the warm tile
of the terrace floor,
smiling, faces pressed against the stone.

 

Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Een boek vol plaatjes

Vader studeerde theologie via de post
En het was examentijd.
Moeder breide. Ik zat stilletjes met een boek
Vol plaatjes. De avond viel.
Mijn handen werden koud en raakten de gezichten aan
Van dode koningen en koninginnen.

Er was een zwarte regenjas
in de slaapkamer boven,
Bungelend vanaf het plafond,
Maar wat deed die daar?
Moeders lange naalden maakten snelle kruisen.
Ze waren zwart
Zoals de binnenkant van mijn hoofd op dat moment.

De bladzijden die ik omsloeg, klonken als vleugels.
‘De ziel is een vogel’, zei hij ooit.
In mijn boek vol plaatjes
Woedde een strijd: lansen en zwaarden
Vormden een soort winters bos
Met mijn hart in de takken geprikt en bloedend.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2020 en eveneens mijn blog van 9 mei 2019 en ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Roddy Doyle, Gary Snyder

De Ierse schrijver Roddy Doyle werd geboren in Dublin op 8 mei 1958. Zie ook alle tags voor Roddy Doyle op dit blog.

Uit: The Commitments

“—We’ll ask Jimmy, said Outspan. —Jimmy’ll know. Jimmy Rabbitte knew his music. He knew his stuff alright. You’d never see Jimmy coming home from town without a new album or a 12-inch or at least a 7-inch single. Jimmy ate Melody Maker and the NME every week and Hot Press every two weeks. He listened to Dave Fanning and John Peel. He even read his sisters’ Jackie when there was no one looking. So Jimmy knew his stuff. The last time Outspan had flicked through Jimmy’s records he’d seen names like Microdisney, Eddie and the Hot Rods, Otis Redding, The Screaming Blue Messiahs, Scraping Foetus off the Wheel (—Foetus, said Outspan. —That’s the little young fella inside the woman, isn’t it? —Yeah, said Jimmy. —AA. that fuckin’ horrible, tha’ is.); groups Outspan had never heard of, never mind heard. Jimmy even had albums by Frank Sinatra and The Monkees. So when Outspan and Derek decided, while Ray was out in the jacks, that their group needed a new direction they both thought of Jimmy. Jimmy knew what was what. Jimmy knew what was new, what was new but wouldn’t be for long and what was going to be new. Jimmy had Relax before anyone had heard of Frankic Goes to Hollywood and he’d started slagging them months before anyone realized that they were no good. Jimmy knew his music. Outspan, Derek and Ray’s group. And And And, was three days old; Ray on the Casio and his little sisters glockenspiel, Outspan on his brother’s acoustic guitar, Derck on nothing yet but the bass guitar as soon as he’d the money saved. —Will we tell Ray? Derek asked. —Abou’ Jimmy? Outspan asked back. —Yeah. Better not. Yet annyway. Outspan was trying to work his thumb in under a sticker, This Guitar Kills Fascists, his brother, an awful hippy, had put on it. —There’s the flush, he said. —He’s comin’ back. We’ll sec Jimmy later. They were in Derek’s bedroom. Ray came back in. —I was thinkin’ there, he said. —I think maybe we should have an exclamation mark, yeh know, after the second And in the name. —Wha’? —It’d be And And exclamation mark, righ’, And. It’d look deadly on the posters. Outspan said nothing while he imagined it. —What’s an explanation mark? said Derek. —Yeh know, said Ray. He drew a big one in the air. —Oh yeah, said Derek. —An’ where d’yeh want to put it again?
—And And, He drew another one. —And. —Is it not supposed to go at the end? —It should go up his arse, said Ouupan, picking away at the sticker.
• • •
Jimmy was already there when Outspan and Derek got to the Pub. —How’s it goin’, said Jimmy. —Howych, Jim, said Outspan. —Howaych, said Derek. They got stools and formed a little semicircle at the bar. —Been ridin’ annythin’ since I seen yis last? Jimmy asked them. —No way, said Outspan. —We’ve been much too busy for that sort o’ thing. Isn’t tha’ righ’? —Yeah, that’s righ’, said Derek. —Puttin’ the finishin’ touches to your album? said Jimmy. —Puttin’ the ftnishin’ touches to our name, said Outspan. —Wha’ are yis now? —And And exclamation mark, righ’? —And, said Derek. Jimmy grinned a sneer. —Fuck, fuck, exclamation mark, me. I bet I know who thought o’ tha’. —There’ll be a little face on the dot, righ’, Outspan explained.”

 

Roddy Doyle (Dublin, 8 mei 1958)

 

De Amerikaanse dichter Gary Snyder werd geboren op 8 mei 1930 in San Francisco. Zie ook alle tags voor Gary Snyder op dit blog.

 

Er zijn er die graag vies worden

Er zijn er die graag vies worden
en dingen repareren.
Ze drinken koffie bij zonsopgang,
bier na het werk,

En degenen die schoon blijven,
waarderen dingen gewoon,
Bij het ontbijt nemen ze melk
en ’s avonds sap.

Er zijn mensen die allebei doen,
zij drinken thee.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Gary Snyder (San Francisco, 8 mei 1930)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e mei ook mijn blog van 8 mei 2020 en eveneens mijn blog van 8 mei 2019 en ook mijn blog van 8 mei 2018 en ook mijn blog van 8 mei 2016 deel 2.

Willem Elsschot, Volker Braun

De Vlaamse schrijver en dichter  Willem Elsschot werd in Antwerpen geboren op 7 mei 1882. Zie ook alle tags voor Willem Elschot op dit blog.

 

Spijt

Dat in gemelijke grillen
ik mijn dagen kon verspillen,
dat ik haar voorbijgegaan
of een steen daar had gestaan,

dat ik heel mijn zondig leven
heb gekregen zonder geven,
dat mij alles heeft gesmaakt,
dat ik niets heb uitgebraakt,

dat ik niet kan herbeginnen
haar te dienen, haar te minnen
dat zij heen is en voorbij,
bitter, bitter grieft het mij.

Maar de jaren zijn verstreken
en de kansen zijn verkeken.
Moest die kist weer opengaan
geen stuk vlees zat er nog aan.

Priesters zalven en beloven,
maar ik kan het niet geloven.
Neen, er is geen wenden aan:
als wij dood zijn is ’t gedaan.

Ja, gedaan. Wat helpt mijn klagen?
Wat mijn roepen, wat mijn vragen?
Wat ik bulder, wat ik zweer?
De echo zendt mij alles weer.

Gij die later wordt geboren,
wil naar wijze woorden horen:
pak die beide handen beet,
dien het wijf dat moeder heet.

 

BIJ HET DOODSBED VAN EEN KIND

De aarde is niet uit haar baan gedreven
toen uw hartje stil bleef staan,
de sterren zijn niet uitgegaan
en ’t huis is overeind gebleven.

Maar al ’t geklaag en dof gesnik,
zelfs onder ’t troostend koffiedrinken,
het kon uw stem niet op doen klinken,
noch licht ontsteken in uw blik.

Gij zult wel nimmermeer ontwaken,
want gij bleef roerloos toen de trap
zo kraakte bij de stille stap
des mans, die kwam om toe te maken.

Zie, lieve mensen, ’t is volbracht,
Wat gaan wij doen? Wij konden bidden,
dan blijf ik nog wat in uw midden,
gij krijgt toch wel geen slaap vannacht.

En heeft een uwer een ervaren
en hooggeleerd en vruchtbaar brein:
hij zegge mij of ’t waar kan zijn
dat haar de wormen zullen sparen.

 

Willem Elsschot (7 mei 1882 – 31 mei 1960)

 

De Duitse dichter en schrijver Volker Braun werd geboren op 7 mei 1939 in Dresden. Zie ook alle tags voor Volker Braun op dit blog.

 

Overgave

Zoals de zomer eraan komt!
De avonden zijn warm en lang.
Ik ben heel kalm. We zitten in de bosjes
Spreken ons uit ons zelf uit.
In zijn gedachten plotseling
Vind ik de mijne.

De weilanden liggen in hun geur
Die stroomt door ons heen.
De bomen staan in vreemde groepen
Als geliefden. Ze worden heel donker.
Ik kus hem, hij kust me van voet tot voorhoofd
Mijn hele lichaam
Neem ik nu in.

Heel de natuur
Is met hetzelfde bezig.
Dat te denken is mooi
Ik geef mezelf aan hem
En ben nog steeds van mezelf. Naar mijn zin
Gaat nu mijn dag.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Volker Braun (Dresden, 7 mei 1939)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e mei ook mijn blog van 7 mei 2020 en eveneens mijn blog van 7 mei 2019 en ook mijn blog van 7 mei 2018 en ook mijn blog van 7 mei 2017 deel 2.

Hélène Gelèns, Erich Fried

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

Halt maken

wat als niet een ander je de pas afsnijdt
als je jezelf resoluut blokkeert
elke buiteling elke zijsprong elke zet stuit
hoe je dan niet steigert hoogstens hort en stoot
hoe je zoekt naar een halt in jouw voetspoor
hoe je tot stilstand komt

of je besluit dat het niet gaat om het niet

bereiken van een of andere bestemming

maar om gestremd zijn: de halt om de halt
of je ruim ademt en je thuis waant
of je los kunt laten wat beweegt
heeft de neiging in beweging te blijven
of je toch wegrent

 

In ongeremd rennen

volg je het pad tot je het pad tevoorschijn rent
ren je de zon tevoorschijn en een duinvallei
het mulle zand het helmgras het geruis van de zee
ren je de zee tevoorschijn een steeds onmetelijker zee

 

De afzet voor het zweven

neem uit ongeremd rennen één stap
uit de stap de afzet voor het zweven
bevries in dat moment – een en al ren
wen! almaar deze stap almaar deze
afzet deze knerp van het grind almaar dit
ver naar achter gestrekte been almaar
deze loeiende druk op je grote teen
deze miezelregen op je wang
die rijpe dauwbramen
die flard parfum
wen

of de knerp van het grind langzaam uitdooft
(ik denk van niet) of de knerp in één stuk door
ongebroken scherp klinkt (ik denk van wel)
of dit fragment van de knerp nog knerpt
of je dit geluid kunt negeren

of je een aaaa kunt herkennen als aaaa
(ik denk van wel) of daar een fiets piept
of een mees of piepen je longen
(waaruit blijkt dat) of je alle geluiden los
of als onontwarbare brij hoort

of die flard parfum je de adem beneemt
of aanhoudend dezelfde geur je nog verrast
of je de tandpasta proeft en blijft proeven
of continu dezelfde smaak nog fris is
of de wind je langzaamaan omverduwt
of de miezer gaatjes in je wang slaat
of je went aan dat openhangende
mondje die slappe tong die in je schoen
gezakte sok die pluk haar in je oor
(ik denk van wel) of je eraan went
dat het zweven maar niet begint

 

Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

Maar misschien

Mijn grote woorden
zullen me niet tegen de dood beschermen
en mijn kleine woorden
zullen me niet tegen de dood beschermen
in het geheel geen woord
en ook niet de stilte tussen
de grote en kleine woorden
zullen me tegen de dood beschermen

Maar misschien
zullen sommige
van deze woorden
en misschien
vooral de kleinere
of zelfs alleen maar de stilte
tussen de woorden
sommigen tegen de dood beschermen
als ik dood ben

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2020 en eveneens mijn blog van 6 mei 2019 en ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

In vredesnaam (Jana Beranová), Erich Fried

 

Bij Bevrijdingsdag

 

Het bevrijdingsmonument (Herrezen boom door Jan Schoenmakers) in Lent (Nijmegen)

 

In vredesnaam

Mijn nacht is breekbaar
als een kolibrievlinder

vreemde stappen naast mijn bed
laarzen groot als wolkenkrabbers

’t bliksemt en knalt en ik sta weer
op straat – klein – alleen

Ik ren naar het slagveld
om een gedicht te schrijven

graaf geen kuil
voor gevallen woorden

ik laat de bomen
stapelverliefd ruisen

de bergen elkaar
opnieuw ontmoeten

en om geen kind te zijn
dat nooit meer slapen kan

geef ik landen voeten
om het geluk met ons te delen

Voor vrede plant ik
een stokroos een echte

met kaarsrechte rug

 

Jana Beranová (Plzen, 2 mei 1932)
Monument ter ere van generaal George Patton in Plzen

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

Voorbereidende oefeningen voor een wonder

Voor het lege bouwterrein
met gesloten ogen wachten
tot het oude huis
er weer staat en open is

Zo lang kijken naar
de stilstaande klok
tot de secondewijzer
weer beweegt

Aan je denken
tot de liefde
voor jou
weer gelukkig mag zijn

Het opwekken
van doden
is dan
heel gemakkelijk

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e mei ook mijn blog van 5 mei 2020 en eveneens mijn blog van 5 mei 2019.

Erik Lindner, Jehuda Amichai

De Nederlandse dichter Erik Lindner werd geboren op 3 mei 1968 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Erik Lindner op dit blog.

 

Tong en trede

Loopt een man en zo natuurlijk
hoe elk obstakel naar hem opkijkt
en zijn voeten de sporen uitvegen
die hij thuis op een kaart naliep.

Hij draagt het huis op de schouders,
herleest het landschap in zijn ogen.
Er springen kiezels in de richting
die de punt van zijn sandaal onthoudt.

Er is een schiereiland in dit huis.
Een weg die zich krommend perst
tussen het losse vlees achter twee tanden
en naar geen ander leidt.

In de kruipruimte van zijn denken
is het huis een inrichting van glas.
Een wandmeubel, een beddensprei,
een zitje voor zijn patiencespel.

Bij elk obstakel houdt hij stil
en loopt de ballast voor hem uit.
Wat hij aflegt is hij kwijt, spellend
hoe de huig het hoofd herinnert.

 

Turenne

In de gevel, een gehoorgang
kunnen voorstellen: reiger
slang en ooievaar, een zwart
naakt brons jongetje

kan geen water schenken
uit een kruik die nog niet droog is,
luistert of de straal valt
in een schelpvormig bassin.

Zouden we het beeld willen omhelzen.

Een beeld staat zolang stil
tot het alleen in de stad is.

De stad, de zieke scherven.
Een hek sluit de gevelrij.

 

Een man hangt uit een raam…

Een man hangt uit een raam en slaat
met een hamer onder de vensterbank

een meisje knijpt een tube uit en wrijft

broodkorsten in een plastic krat in de achterbak
een claxon en daarna remmen en een stem

twee bowlingbanen naast elkaar
zwembanen afgezet door touw met schijven kurk

bolle spiegels boven de kassa’s
de rij ineengeschoven karretjes die zwenkt

zang uit de achterzaal
de driehoek rosbief op een plank

invoegen op de rechter rijstrook

crème die van wit doorzichtig raakt
een bergje zand.

 

Erik Lindner (Den Haag, 3 mei 1968)

 

De Duits-Israëlische dichter en schrijver Jehuda Amichai werd op 3 mei 1924 geboren in Würzburg. Zie ook alle tags voor Jehuda Amichai op dit blog.

 

Het strand bij Asjkelon

Hier op het strand bij Asjkelon kwamen we aan het eind
van de herinnering, als rivieren die uitmonden in zee.
Het nabije verleden zinkt het verre verleden in
En het verre rijst op uit de diepten naar het nabije.
Vrede, vrede degenen die verre zijn en degenen die nabij zijn.

Hier tussen brokstukken van idolen en pilaren
Vraag ik me af hoe Simson de tempel, waarin hij stond, blind,
ten val bracht, en zei ‘mijne ziel sterve met de Filistijnen’,

Of hij de pilaren heeft omarmd, zoals bij een laatste liefde,
Of ze met zijn beide armen van zich af heeft geduwd,
Om in zijn dood alleen te zijn.

 

Vertaald door Theodor Dunkelgrün

 

Jehuda Amichai (3 mei 1924 – 22 september 2000)  

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e mei ook mijn blog van 3 mei 2020 en eveneens mijn blog van 3 mei 2019 en ook mijn blog van 3 mei 2017 en mijn blog van 3 mei 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Wytske Versteeg, Angela Krauß

De Nederlandse schrijfster Wytske Versteeg werd geboren op 2 mei 1983. Zie ook alle tags voor Wytske Versteeg op dit blog.

Uit: Quarantaine

“Nog altijd ben ik ervan overtuigd dat ze eigenlijk ergens daar thuishoorde, op een plek die mijn verbeelding voor haar ingericht heeft. Dat ze die avond in mei alleen per vergissing verzeild was geraakt op dat stomvervelende feest in de polder. Nu er niets over is, hunker ik ernaar om nog een keer te zien hoe zij bewoog, haar sierlijkheid zo ongebruikelijk voor vrouwen uit ons land, die zich ongeacht hun schoeisel voortbewegen alsof ze regenlaarzen dragen. Sierlijk, maar wat zegt dat? Valt dat woord soms aan te raken, vast te pakken?
Alleen in mijn gebarricadeerde huis doe ik mijn best me te herinneren hoe haar gezicht eruitzag, haar stukje voor stukje vanuit het niets weer op te bouwen. De lachrimpels rond haar rode lippen, het glanzend zwarte haar dat ze die eerste avond opgestoken droeg bij wijze van parodie op een oudere, stoffigere vrouw. Telkens als ik aan haar denk wis ik haar verder uit, onvermijdelijk worden haar trekken vager, onduidelijk wat echt was en wat niet. Had ze een moedervlek op haar linkerwang, had ze überhaupt een moedervlek?
Over een jaar of tien, of misschien eerder, morgen, overmorgen of volgende week, zal er een leger komen om ons in beslag te nemen, misschien de Russen wel. Ze zullen onze huizen vullen met hun flessen wodka, met stapels Dostojewski en zwaarmoedigheid, en ik zal hen niet tegenhouden, als ik tegen die tijd nog leef. Ik stel me de soldaat voor die op zijn zware laarzen dit huis binnenstampt, het dunne snorretje boven zijn lip, grote, vochtige ogen. Hij zal mijn spullen vinden, en wie weet, misschien ook mij als een geraamte met tegen mijn borst geklemd een stapel losse blaadjes, aangetast door vocht en schimmels en de tijd, volgekalkt in mijn handschrift, dat nog het meest weg heeft van een verzameling insectenpoten, eerst uitgetrokken en daarna zorgvuldig tussen lijntjes gerangschikt. Lieve schat, ik ben melodramatisch, maar gun me dit plezier, de ijdele gedachte dat een lezer mijn al lang verlaten huis zal binnengaan. Nog terwijl ik dit schrijf zie ik het ongeduldig schouderophalen waarmee jij steevast reageerde op dergelijke uitspraken van mijn kant, hoe je demonstratief de andere kant uit keek en ondertussen met een prachtige hand strengen draaide van je haren, verveling geperfectioneerd tot kunst. Wreed, misschien, om eindeloos tegen je aan te praten nu jij je niet meer kunt verweren. Vergeef me, dear. Je zult het geluid van mijn stem nog een keer moeten verdragen, waar je ook bent.”

 

Wytske Versteeg (Amsterdam (?), 2 mei 1983)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Angela Krauß werd geboren op 2 mei 1950 in Chemnitz. Zie ook alle tags voor Angela Krauß op dit blog.

 

Mijn kleine broertje
mijn oudste metgezel.
Die de tafel met dekens vol hing,
wanneer bezoek werd aangekondigd.
Mijn kleine broertje in zijn schuilplaats.
Wilde hij worden verlost?
Drink niet, broedertje!
Het bezoek roerde in de kopjes,
een belletje op de grond,
beneden haalde iemand diep adem.
Een dierenjong,
dat een geur in zich opneemt.
Ik heb hem nooit gevraagd:
Liet hij een kiertje open
waardoor hij naar ons keek?
En waarom hij daar was
en niet ik.
Ik vraag het hem niet
mijn bloedbroeder
van de ondoorzichtige vlakte achter ons,
in de buurt van de eeuwige jachtvelden,
van waaruit we zijn vertrokken.
Tot het einde van ons leven
hoeven we elkaar geen vragen te stellen.
Als hadden we in het duister van onze levensstart
elkaar alles verteld.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Angela Krauß (Chemnitz, 2 mei 1950)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e mei ook mijn blog van 2 mei 2018 en ook mijn blog van 2 mei 2017 en ook mijn blog van 2 mei 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Dag van de arbeid (Letty Kosterman), André Schinkel

 

Bij 1 mei          

 

Steel door Thomas Hart Benton, 1931

 

Dag van de arbeid

Wat moet je op 1 mei ter tafel brengen?
Dat is de vraag die mij laatst werd gesteld.
Mijn antwoord op die vraag is gauw verteld,
op 1 mei moet je rood met rood vermengen.

Begin de dag dus met een zak tomaten.
Vermijd het kroontje wel tot elke prijs
Als lunch gebruik je dan een bos radijs.
Je kan er brood bij doen, je kan ’t ook laten.

1 mei, de dag van d’Arbeid, het diner.
Een rooie huisvrouw zal het simpel houwen,
ze zal een diepvriesmaal in d’oven douwen.

Dan is z’op tijd bij al die and’re vrouwen,
die samen aan een nieuwe toekomst bouwen.
En zij gaat met die rooie vrouwen mee!

 

Letty Kosterman (17 maart 1935 – 5 februari 2017)
Utrecht, de geboorteplaats van Letty Kosterman

 

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Zie ook alle tags voor André Schinkel op dit blog.

 

Aan de nachtblauwe vlinder

Op jou, vlinder, ik heb de hele
Dag al gewacht, jouw zeeblauwe
Vleugels. Ik ging onrustig door de nacht,
Vroeg in de ochtend begon ik te drinken,
Want: ik hield de verwachting niet uit. En nu
Weer nacht en mijn hoofd vol wijn,
En de slaap komt niet eerder dan dat jij
Komt. Jouw vlucht van ver weg, vanaf de
Baltische Zee, en altijd naar mij, op de
Vlucht voor de kraaien die uit Noorwegen
Zijn. Jouw uitzicht – zuidelijk Scandinavisch licht
Onder de gelijkmatige vleugelslag,
Wanneer je terugkeert naar het thuishok,
Nectarparels in de vacht en de geur van stuifmeel: op
Jou heb ik de hele zomer gewacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)

 

Zie voor de schrijvers van de 1e mei ook mijn blog van 1 mei 2020 en eveneens mijn blog van 1 mei 2019 en ook mijn blog van 1 mei 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Jeroen Brouwers, Ulla Hahn

De Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers werd geboren op 30 april 1940 in Batavia, de hoofdstad van het voormalige Nederlands-Indië (tegenwoordig Djakarta, Indonesië). Zie ook alle tags voor Jeroen Brouwers op dit blog.

Uit: Het hout

“Ongeveer op dat punt brandt het licht in Mansuetus’ kamer. Twee tl-buizen. Het raam waar dat licht schijnt is een gele lap in het pastoorzwart van de nacht, te zien door de takken van de kastanjes. Hij van daaruit zal het povere schijnseltje van mijn lampje wel niet zien als het brandt.
Als je nu niet onmiddellijk ophoudt met die smerige gelui-den, Weytjens! Schreeuwen doe ik niet. Het heeft hier alles van een strafinstelling. Broeder? Ja Weytjens? Mark Freelink is er nog altijd niet. Knor knor. Ahômm. Besmuikte geluiden in verschillende slaapcoupés. Stilte! Iedereen slapen! Ik pro-duceer opnieuw een roffel met het kruis van het weesgegroe-tensnoer met de houten kralen. Daar rinkelt de lamp van in de fitting, het resoneert in de thermosfles.
Ik kom niet van mijn stoel en word weer onbeweeglijk. Druppels aan mijn oren en neus. Er glibbert er een van nek naar stuit. Nog een van borstbeen naar daaronder, waar het jeukt. Kloosterzakdoek om te vegen en te deppen was van-morgen al doorweekt. De lap hangt achter mij aan het bed te drogen nadat ik hem onder de kraan heb uitgespoeld. Me-debroeders op de aardappel en groenteakkers opzij van de gebouwen leggen een knoop in de vier punten van de zakdoek en spannen hem zo over het hoofd. God weet wat de confra-ters nog meer met hun zakdoeken doen. Naast God weet ik dat ook, ik doe er hetzelfde mee, waartoe het weefsel bij voor-keur droog zij, nat is niet prettig.
Mark Freelink moest nablijven na de avondstudie. Mansuetus verscheen in de deuropening van de studiezaal en commandeerde met die snorkende stem van hem, na eerst dat schraapgeluid: Freelink! Als hij opdoemt slaat meteen ab-solute stilte in. Als hij weer in de gang is opgelost, deur geluid-loos achter zich gesloten, zoals hij hem ook opeens geluid-loos heeft geopend, blijft iedereen nog seconden verstijfd. De leerlingen, maar wij, zijn kloosterbroeders, evengoed, die Mansoeweetoes ook buiten het schoolgebouw meemaken.
Een stronk van een kerel, die door zijn gestalte boven alles uitsteekt, ook als hij zit of knielt. Het franciscuskleed bergt een zo omvangrijk lichaam dat het hem niet tot de voeten maar tot halverwege de behaarde onderbenen reikt. Daar ver-plaatst hij zich niet mee met dreunend misbaar als de kolos die hij is, maar onhoorbaar, zonder te sluipen, of hij met grote stappen zweeft. Opeens is hij er, opeens staat hij voor of achter je en je schrikt. Die schrik is angst. Dat bolle kale hoofd met de kleine loerende ogen boven pofferige wangen. Broe-der ever. Hij zet een stem op die wel altijd dreunt. En voordat hij iets zegt altijd eerst dat bijna rochelende aggrômm. Alleen al bij de klank daarvan verstommen mens en natuur, terwijl de mens er ook nog bij verbleekt. Onze broedergemeenschap ziet hem alleen in de kapel, niet altijd bij alle diensten, en in de kloosterrefter in het slot.”

 

Jeroen Brouwers (Batavia, 30 april 1940)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Ulla Hahn werd geboren op 30 april 1946 in Brachthausen. Zie ook alle tags voor Ulla Hahn op dit blog.

 

Mijn woorden

Ik heb mijn woorden
uitgetrokken
tot ze er lagen
ademend en naakt
onder mijn tong.

Ik draai ze om
spuug ze uit
zuig ze naar binnen
blaas ze op

span ze aan
van top tot teen
span ze open

Maak ze groot
als een ruimteschip naar de maan
en klein als een kind.
Overal zoek ik de zin
die me vertelt
waar ik mezelf vind.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ulla Hahn (Brachthausen, 30 april 1946)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e april ook mijn blog van 30 april 2020 en eveneens mijn blog van 30 april 2018 en ook mijn blog van 30 april 2016 deel 1 en eveneens deel 2.