De demon (Gerrit Komrij), Ulla Hahn

Bij 4 mei

 

Verzetsmonument in ‘s-Hertogenbosch

 

De demon

Het is een sport om met gestrekte vinger
Te wijzen naar de goeden en de kwaden.
Ik houd het liever bij de binnendringer
Die in mij zelf verlangt naar euveldaden.

Twee zielen huizen in ons en ze heten
Ons meestal-kwade en soms-betere ik.
Ik hoor ze altijd. In mij woedt hun vete.
Straks klopt de demon weer. Vrees ik zijn tik?

De vrede om ons is maar schijn van vrede.
Ons eerste ik voert oorlog met ons tweede,
Ik word zó weer de ander die ik ben.

Zolang ik mijn gehate ik maar kén
En in de gaten houd ben ik niet bang.
Elk uur van lauwheid is een uur te lang.

 

Gerrit Komrij (30 maart 1944 – 5 juli 2012)
Oorlogsmonument in Winterswijk, de geboorteplaats van Gerrit Komrij.

 

De Duitse dichteres en schrijfster Ulla Hahn werd geboren op 30 april 1946 in Brachthausen. Zie ook alle tags voor Ulla Hahn op dit blog.

 

Dat zou een leven zijn

Ik bouw mijn nest in de oksel
van de man met de gouden helm. Gaat hij zo
dan ga ik roerloos met hem mee. Buigt hij
zijn lichaam dan doe ik rechtuit hetzelfde.
Eet hij zijn brood in het zweet van zijn
aanschijn dan lig ik bekoord door de geuren
onder zijn mannelijke arm.
Zijn woorden ja nee zijn zonder twijfel altijd de
mijne. Zaai niet, oogst niet: Hij voedt en
kleedt me toch wel. Hij vraagt er niets voor
dan zijn dagelijkse hoeveelheid rozen
zonder doornen wikkel ik de krans voor hem
kwetterend rond zijn goddelijke hoofd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ulla Hahn (Brachthausen, 30 april 1946)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn blog van 4 mei  mijn blog van 4 mei 2019 deel 2.

Dag van de doden (Gerrit Kouwenaar), Paul Heyse

Bij 4 mei

 

Oorlogsmonument in Nieuwegein

 

Dag van de doden  

Het is weer voorjaar, dag van de doden
maar het sneeuwde toen deze woorden zich schreven

zij schreven vandaag, maar nu zij zich spreken
sneeuwt het nog steeds op een doodstille stad

vandaag hoort de woorden de stilte bezweren
alsof de tijd ooit te stillen was

zij noemen zich bij onteigende namen
zij willen wat doodzwijgt verstaanbaar maken

en roepen omlaag en omhoog in een gat
en spellen de sneeuw die maar niet wil smelten

op voorjaarsbloemen en monumenten
op vuilnisbelten en vazen met as

de witte stilte wordt gaandeweg grijzer
en wat de woorden ook willen ontzwijgen
de doden zijn dood, de bladzij is zwart –

 

Gerrit Kouwenaar
(9 augustus 1923 – 4 september 2014)

 

De Duitse dichter, schrijver en essayist Paul Heyse werd geboren in Berlijn op 15 maart 1830. Zie ook alle tags voor Paul Heyse op dit blog.

Laatste wil

Op de dag dat het leven zal verdwijnen
en ik niet wakker worden kan,
in welke plaats of welke stad doet er voor mij niet toe,
ze zullen het bed voor me willen opmaken.
Een rustig graf zou ik hier graag willen,
onder deze cipressen,
waar ik met mijn zoete dromen rustte
en waarheen ik mijn schreden richtte.

Aan de oever van mijn meer, waar aan de randen
de vrede wappert met zijn vleugels,
zou ik met de mompelende golven
luisteren naar een cicadengetjilp,
zou ik vanaf de hoge Monte Baldo begroeten
de in slaap gevallen top,
zwartglanzend op het meer,
en trots en onveranderlijk, bekroond met sterren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Paul Heyse (15 maart 1830 – 2 april 1914)
Portret door Adolph Menzel, 1853

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn blog van 4 mei 2019 deel 2.

Inktvlekken (Rogi Wieg)

Bij 4 mei

 

 
Oorlogsmonument in Swalmen, Limburg

 

Inktvlekken

Dagboeken zijn als leven, data, dag in dag
uit. Blauwe, strakke hemels, regen. Als het aan mij lag
zou ik zeggen: laat men de dagboeken voltooien,
handschriften, thema’s doen er niet toe. Gooien

we de mens voor leegoogige, gladgeschoren leeuwen
die om het bestaan van een dagboek slechts geeuwen,
dan zijn we niet die betere verre vriend of goede buur,
al kleden we ons naar de tijd en betalen we zuivere huur.

Er zijn slechte buren geweest. Het theeservies
van de mens wiens dagboek als een raam
werd dichtgeklapt – glasgerinkel, inktvlekken staat vies
op andermans aanrecht. Maak het nu beter, was het af en breng het terug.

Maar alleen de doden mogen vergeven en zij kunnen niet spreken.
Hun buren zijn andere doden, eindelijk veilig, zij hebben geen mond
of een kaarsrechte rug.


Rogi Wieg (21 augustus 1962 – 15 juli 2015)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Oorlog (Rutger Kopland)

Bij 4 mei

 

 
Oorlogsmonument in Meppel

 

Oorlog

Terwijl het verhaal wil dat het verteld en
voorbij is – maar het breekt af

zeker, het is mij verteld en verteld
maar nog

ik zie die grijze beduimelde foto
maar nog is het gras weer groener dan gras
en de bloesem weer witter dan bloesem

in die grijze tuin moet het oorlog zijn geweest
in die man, die vrouw, dat kind
in dat grijze gras onder die grijs bloeiende boom

het is mij verteld en verteld hoe zij daar
hadden moeten verdwijnen, worden weggevoerd
in goederentreinen, nooit terugkomen

terwijl het verhaal wil dat het verteld en
voorbij is – maar het breekt af

zeker, het is mij verteld en verteld
hoe vrede weerkeerde

maar nog is er geen andere foto dan deze
waarin het nog moet


Rutger Kopland (4 augustus 1934 – 11 juli 2012)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Stad (Willem van Toorn)

Bij 4 mei

 

 
Oorlogsmonument in Rheden

 

Stad

Achter de stad die je ziet
elke dag, de zo kleurrijke, vrije,
zo klatergouden, ligt altijd de grijze
andere stad. In verglaasd zwartwit

beelden ervan op je netvlies
als je maar kijken wil:
schokkerig bewogen of stil,
verbleekte foto of film. Je weet
niet eens of ze uit jouw ziel,

ook genoemd herinnering, komen
of uit iedereens angstdromen,
vergaard in duizenden boeken,
in museumzalen vol pijn, in hoeken
van zolders die je liever mijdt

om hun geur van afwezige mensen,
van kou en van as. Maar altijd
zijn ze daar op de achtergrond,
de beelden van de stad die dit was,
dezelfde als nu en toch niet.

Zodat je soms middenin een lach
in een zacht plantsoen, een hoerig lied
op een gracht, ineens stilvallen moet
omdat er een donkere stoet
je gedachten binnen trekt, dwars
door je lustige leven heen-

en ontelbare stemmen even
hevig in je hoofd spreken
tegen het groot vergeten.

 


Willem van Toorn (Amsterdam, 4 november 1935)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Dodenherdenking II (Gerrit Achterberg)

Bij 4 mei

 

 
Oorlogsmonument in Woerden: Drukkers in verzet

 

Dodenherdenking II

De collaborateurs, de snorkers van vandaag,
allang weer aan de macht, op jacht naar geld en goed,
zouden uit winstbejag die dag van goed en bloed
het liefst verdonkeremanen, kregen zij hun zin.

Nooit ging de tijd tegen het volkgeweten in.
En wat de vreemdeling moest zeggen als hij zag
dat ere dierf en geen saluut verwierf de vloed
soldaten die in onze grond begraven lag?

Die rusten op de Holterberg en bij Margraten,
wit van de kruizen, duizelend in carré geschaard,
hebben deel aan deze nationale dag:

halfstok boven hun stof de Nederlandse vlag;
dat wij de vrouwen, waar ter wereld, niet vergaten,
door wie zij lang over de zee zijn nagestaard.

 

 
Gerrit Achterberg (20 mei 1905 – 17 januari 1962)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Gedicht (C. O. Jellema)

Bij 4 mei

 

 
Monument De Vaandeldrager, Nijmegen

 

Gedicht

So schaute Thales die Einheit des Seienden:
und wie er sich nitteilen wollte
redete er vom Wasser.
Nietsche

In stilte schrijf ik jou, gedicht, in stilte,
een stoel draagt mij, op tafel rust mijn arm,
en als ik opkijk zie ik over buxushagen
in ’t open veld de trage schapen grazen
onder gelaten wolken van dit kustgebied –
in stilte schrijf ik jou, in deze stilte.

Is dit jouw recht, zo met jezelf alleen
uit woorden te bestaan die niets bederven,
aan de benoemden niets ontnemen wat hen schaadt,
je toe te voegen aan de dingen die er waren
zo vanzelfsprekend van eenzelvigheid,
is dat jouw recht, en voor jou zelf alleen?

Maar in mijn hoofd, gedicht, gaan dingen om
waar jij geen weet van hebt en die niet rijmen:
dat wie jou leest een moordenaar kan zijn
om een stuk land, een vreemde taal, een god;
dat wie jou schrijft ten dode haten kan –
maar jij, gedicht, keert alle dingen om

tot spiegeling in ’t woordelijke water
waarin zij één zijn zoals Thales zag,
mens uit Milete die een denken schiep
uit schouwen, dacht in beeldspraak: hielp dat spreken
een wereld te ontwrichten van vooroordeel
en misverstand? – Het zijn, gedicht, jouw naasten

die weigeren verwantschap te verdragen,
die dagelijks nog moeten sterven om
hun stukje land, hun taal, hun eigen god.
En jij verzwijgt hen in jouw woorden wolk en water? –
Ik heb van jou gedroomd: jij schiep de weiden grazig
en leidde ons aan wateren der rust.

 

 
C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Een mooie dag om stilte te verscheuren (Ramsey Nasr)

Bij 4 mei

 

 
Dodenherdenking op de Dam

 

Een mooie dag om stilte te verscheuren

Een mooie dag om stilte te verscheuren.
Oud-strijders staan te beven aan de kant
de blikken op zwartwit – en het gebeurt.
Gewoon, omdat het kan. Omdat één man.

Het is de wet van Nederland.
Bij ons moet alles vroeg of laat een keer gebeuren
dus dan ook dit. Elkeen zoekt naar het licht
als hamsters in een bak met open deuren.

Ik heb vandaag mijn oorlogsland herdacht
en struikel voort in ongeremdheid
zozeer bevrijd dat ik een kind vertrap.

Vlak voor mijn voeten valt een hoogbejaarde
in zijn soldatenpak. Hij huilt. Ik kijk.
Waar alles mag, is ieder vogelvrij.

 

 
Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)
Zadkines, De verwoeste stad, Rotterdam (Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam)

 

Het gedicht werd door de toenmalige Dichter des Vaderlands geschreven bij de verstoring van de Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam, 4 mei 2010

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Adriaan Roland Holst, Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel, Graham Swift

Bij 4 mei

 

 

Monument op de Dam met de tekst van Roland Holst

 

 

“Nimmer, van erts tot arend, was enig schepsel vrij onder de zon, noch de zon zelve, noch de gesternten. Maar geest brak wet en stelde op de geslagen bres de mens. Uit die eersteling daalden de ontelbaren. Duchtend zijn hoge blik deinsden hun zwermen binnen de wet terug en werden volkeren en stonden elkander naar het leven, onder nachtgewolkten verward treurspel, dat wereld heet. Sindsdien werd geen mens vrij dan ontboden van boven zijn dak, geen volk dan beheerst van boven zijn torens. Blijve ons dat bij, verlost als we werden uit het schrikbewind van een onderwereld. Niet onbeheerst, doch enkel beheerst van boven de wereld blijft vrijheid ons deel.”

 

 

Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)

Hier met prinses Beatrix en prins Claus bij zijn 80e verjaardag.

Doorgaan met het lezen van “Adriaan Roland Holst, Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel, Graham Swift”

Willem Wilmink, Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel

Bij 4 mei

 

‘Channel Crossing to life’ in Hoek van Holland

Monument door Frank Meisler

 

Een foto

Van die razzia’s zijn foto’s
Jonas Daniël Meijerplein
waar de Duitse militairen
joden aan het treiteren zijn
Een bange man met keurige schoenen
lange jas en vlinderdas
wordt over het plein gedreven
of het daar een veemarkt was
Kijk, daar staan drie Duitse soldaten
met een spottend lachje bij
en daar kijkt een vierde Duitser
misschien toch beschaamd, opzij
Stel je voor je zag die foto
van de man met vlinderdas
en je zou opeens ontdekken
dat het je eigen vader was
Soms moet ik er ook aan denken
hoe het die andere zoon vergaat
die ontdekte, kijk mijn vader
is die lachende soldaat

 

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Doorgaan met het lezen van “Willem Wilmink, Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel”